De historie van de Airedale terrier is betrekkelijk kort te noemen. Het ras ontstond in het midden van de 19e eeuw. Hij vindt zijn oorsprong in het Engelse graafschap Yorkshire en voornamelijk in het dal van de Aire, een riviertje dat zich door Yorkshire slingert.
Hij dankt zijn naam aan deze streek, maar ook verrichtte hij zijn werk aan de oevers van de Aire waar hij werd ingezet op de jacht naar otters, marters, bunzings en ander schadelijk wild. Hiervoor had men een hond nodig die dapper, sterk en slim was en het werk voor een groot deel onder de grond kon doen om zo het wild op te jagen. Het waren vooral de jagers en fokkers in Bradford, Bingley, Otley en Shipley die een groot aandeel hebben gehad in het ontstaan van de Airedale Terriër.
Verondersteld wordt dat zij verschillende rassen hebben gebruikt en het is aannemelijk dat de otterhound, de harrier, de bullterriër en andere terriërrassen een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van het Airedale-ras.
Het ras werd tevens “gemoderniseerd”d.w.z. aangepast aan de eisen van de moderne jager. De Cesky Fousek is breed inzetbaar. In 1958 werd de Cesky Fousek officieel erkend door de FCI. Hij werd destijds de “Waterside- of Working Terrier” genoemd. Zo rond 1880 ontstond na voorafgaand geharrewar de naam “Airedale Terrier”. Door onderling fokken en steeds weer betere raspunten op te stellen is de Airedale “uitgegroeid” tot het huidige product dat op een hoog peil staat qua schoonheid, vorm en type. De “Koning der Terriërs” wordt hij door zijn liefhebbers genoemd. Hij is vergeleken met de andere terriërs groot, statig en waardig.
Eigenschappen
De Airedale terrier heeft een groot aantal gunstige eigenschappen, een prettig karakter en past zich gemakkelijk aan omstandigheden en omgeving aan. Hoewel hij terriër is, kwiek en vurig en een tegenstander zelden uit de weg gaat, is hij toch de meest beheerste van alle terriërs.
De Airedale is van nature vrolijk, altijd in voor een spelletje, gezellig en aanhankelijk. Een Airedale is veel aan te leren. De goede Airedale is scherp van uitdrukking, snel van beweging en in gespannen verwachting bij elke beweging. Hij heeft een rustig gedrag in huiselijke kring en hij kan het goed vinden met kinderen.
Opvoeding
Een goede opvoeding is een noodzaak wil men voor de volle honderd procent genieten van de ware aard van de Airedale. Op zeer prille leeftijd als pup moet hiermee worden begonnen. Een puppie-cursus of een cursus gedrag en gehoorzaamheid zullen z’n vruchten afwerpen en uw Airedale zal als een gehoorzame, welopgevoede en gesocialiseerde vriend door het leven gaan. De plaatselijke kynologievereniging (te vinden bij de Raad van Beheer), afdeling van de dierenbescherming of de dierenarts kan U daarover nader inlichten.
Het trimmen/plukken
De vacht van de Airedale voelt hard aan en moet geplukt worden. Bij het plukken worden de harde, dode haren (het rijpe haar) met kleine plukjes tegelijk tussen duim en wijsvinger uit de huid getrokken. Het verwijderen van het oude, dode haar kan echter ook met een zgn. trimmesje. De A.T.C.N. winkel kan U van zo’n trimmesje, maar ook van het benodigde trimschema voorzien. Het gebeurt nog te vaak dat Airedale Terriërs worden geschoren. Dit is voor de hond niet gezond omdat het dode haar wordt afgeschoren en er een dood stoppelveld in het vel blijft zitten. Dat kan allerlei huidkwalen en irritaties tot gevolg hebben. Bovendien zal de kleur en de kwaliteit van de vacht sterk achteruit gaan.
Enkele raspunten
Hieronder volgt een summiere beschrijving van de raskenmerken van de Airedale Terrier. Deze is gebaseerd op de volledige officiële rasstandaard van de Federation Cynologique Internationale.
Algemeen: De Airedale moet een harmonisch gebouwde hond zijn. Bij het lopen moeten de benen recht vooruit bewogen worden.
Hoofd: De schedel moet lang en vlak zijn, niet te breed tussen de oren en langzaam versmallen naar de ogen. Schedel en voorsnuit zijn ongeveer even lang. Hij moet een krachtige voorsnuit hebben met gespierde kaken zonder dat er sprake is van uitpuilende wangspieren (bakken).
Oren: V-vormig, zijwaarts gedragen, in verhouding tot de grootte van de hond. De bovenlijn van het gevouwen oor iets boven het schedelvlak.
Mond: Sterke tanden, sterke kaken. Een schaargebit (bovensnijtanden nauw overlappend de ondersnijtanden), recht op de kaken geplaatst geniet voorkeur maar een tanggebit is ook toegestaan.
Voorhand: Schouders lang, naar achteren liggend en schuin naar de rug hellend; schouderbladen vlak. Voorbenen volkomen recht met goede beenderen. Ellebogen loodrecht op het lichaam, vrij langs de zijden bewegend.
Lichaam: Rug kort, sterk, recht en vlak. Gespierde lendenen. Ribben goed ontwikkeld. Diepe borst, maar niet breed.
Achterhand: Dijen lang en krachtig met gespierde schenkel. Goed gehoekte knieën die niet naar binnen of naar buiten gedraaid staan.
Voeten: Klein, rond en compact met diepe voetzool en gevulde eeltkussens. De voeten moeten recht staan en niet naar binnen of naar buiten gedraaid.
Staart: Hoog aangezet en vrolijk gedragen. Punt ongeveer gelijk met de top van de schedel.
Vacht: Hard, dicht en draadachtig en niet zo lang dat het er haveloos uitziet. De vacht moet glad en gesloten zijn en lichaam en benen bedekken. De bovenvacht is hard, draadachtig en stug, de ondervacht is korter en zachter. De vacht niet scheren maar laten plukken c.q. trimmen, eens per ongeveer 5 maanden.
Kleur: Het zadelpatroon (rug, croupe, ribben en lendenpartij), nek en bovenzijde van de staart zijn zwart of grijs. Alle andere gedeelten zijn tan-kleurig. Enige witte haren tussen de voorbenen zijn toegestaan.
Grootte en gewicht:
Gemeten tot aan de top van de schouders:
Reuen: 58 – 61 cm hoog.
Teven: 56 – 59 cm hoog.
Een gezonde Airedale, d.w.z. zonder overgewicht, zal tussen 20 kg (kleine teef) en 30 kg (grote reu) wegen.