Voer. Mand. Speeltje. ► Shop op Bol

Bracco Italiano

De Bracco Italiano is een zeer oud staande jachthonden ras en komt van oorsprong uit Italië alwaar hij voor de jacht op gevederd wild wordt gebruikt. Het is een echte werkhond, die een vriendelijke doch consequente opvoeding nodig heeft. Buiten heeft de hond de ruimte nodig om zijn energie kwijt te kunnen en tevens om zich lichamelijk goed te kunnen ontplooien. Als dit het geval is dan heeft u een jachthond die opvallend rustig in huis zal zijn.

Een Bracco is gemakkelijk te trainen en zal zich graag onderwerpen aan de eigenaar en diens huisgenoten (mens en dier). De uitstraling van een Bracco is een en al adel, het uiterlijk speelt hierbij een rol maar ook het karakter werkt mee aan deze image. Het is een uiterst intelligente hond die zijn baas gemakkelijk op het verkeerde been zet met zijn veelal vertederende uiterlijk en gedrag. Eigenwijs wordt de hond dan genoemd terwijl het in bijna alle gevallen gewoon zijn slimheid betreft. De Bracco heeft tijd nodig om geestelijk volwassen te worden, geduld en variatie tijdens trainingen en de opvoeding zijn dus geen overbodige luxe, pas op de leeftijd van 2-3 jaar mag u wat gaan verwachten van uw Bracco Italiano. Dit laatste is echt iets waar u aan moet denken voordat u de keuze maakt een Bracco Italiano aan te schaffen. Een Bracco reu en teef verschillen nogal in grote (+/- 10 cm), verstandig is het dus, voor dat u een keuze maakt, om beide types eens in het echt te bekijken.

geschiedenis:
De Bracco Italiano bestaat al sinds de vijfde eeuw voor Christus. Het is ontstaan uit kruisingen tussen zware honden van het Mastiff type en lichtere, snelle Egyptische jachthonden van het windhonden type.

Volgens vele hondenkenners is de Bracco Italiano het oudste staande ras van Europa. De Bracco Italiano waren in die tijden zeer zelfstandige allround jagers, rustig, doelgericht en inzetbaar op elk terrein en voor elk soort wild, dat maakte het ras tot een geliefd soort jachthond. Aan het Spaanse en het Oostenrijkse hof werd de Bracco Italiano als gebruikshond gehouden.

Het is deze populariteit die er voor zorgde dat de Bracco Italiano in heel Europa gebruikt werd, niet alleen voor de jacht maar ook voor het infokken van gewenste eigenschappen in andere jachthonden rassen. In ons ras worden twee variëteiten onderscheiden: de Wit Oranje en de Bruinschimmel ,de honden worden op veel buitenlandse shows onafhankelijk van elkaar gekeurd en beoordeeld. De kleuren waren in het verleden min of meer geografisch bepaald. De bruinschimmel Bracco uit Lombardije (met name in de Povlakte) en de Wit Oranje Bracco uit Piemonte. De Wit Oranje uit Piemonte was ook lichter in bouw dan zijn Lombardijse neef. Voor het zware werk in de heuvels en bergen was een lichtere hond beter inzetbaar. De huidige Bracco Italiano heeft zijn definitieve vorm gevonden door samensmeltingen van de verschillende hierboven genoemde types.

De Rasstandaard:

Algehele verschijning:
Een krachtige hond van goede verhoudingen. De gangen zijn los, goed ontwikkelde spieren, de draf uitgrijpend en snel. Jagend draagt de hond het hoofd betrekkelijk hoog. De neus iets boven de ruglijn. De uitdrukking is ernstig, goedaardig en schrander.
Belangrijke verhoudingen:
De lengte van het lichaam is het zelfde als de hoogte gemeten vanaf de schoft van de hond, iets langer in lichaam wordt ook toegestaan. De lengte van het hoofd is gelijk aan 4/10 van de hoogte van de hond. De schedel en voorsnuit zijn gelijk van lengte.
Gedrag en temperament:
De hond heeft veel weerstandsvermogen en is geschikt voor alle soorten jacht. Is intelligent en handelbaar, gemakkelijk te trainen.
Hoofd
De lengte komt overeen met 4/10 van de hoogte van de hond. Onder het oog iets ingevallen. De snuit is van voren gezien vierkant, van opzij afgerond, geringe stop, achterhoofdsknobbel duidelijk zichtbaar en wenkbrauwen goed aangegeven. Te veel of geen plooien op het hoofd zijn niet toegestaan.
Neus:
Groot, min of meer roze, vleeskleurig of bruin, afhankelijk van de kleur van de vacht. De neus steekt iets voor de lippen uit, de neusgaten zijn groot en open. De neusrug is lichtgebogen.
Lippen:
De bovenlippen zijn goed ontwikkeld, fijn doch niet slap, zij bedekken de onderkaak waarbij de mondhoeken goed afgetekend zijn. Te zware of te slappe lippen zijn niet toegestaan.
Gebit:
Scharend gebit. Goed kompleet ontwikkeld, met al de gebitselementen aanwezig. Tanggebit wordt ook nog toegestaan.
Ogen:
Half naar buiten geplaatst, noch uitpuilend of diepliggend met een goedaardige uitdrukking. Ovaal met goed aansluitende oogleden (geen entropion of ectropion). De kleur van de iris is meer of minder donker oker of bruin, afhankelijk van de kleur van de vacht.
Oren:
Goed ontwikkeld. In lengte moeten ze ,zonder er aan te trekken, tot de top van de neus reiken, de uiteinde elkaar rakend. De breedte is op zijn minst gelijk aan helft van de lengte. Ver naar achter aangezet, soepel van voren gevouwen en tegen de wang gedragen. Het onderste gedeelte van het oor is licht afgerond.

Hals:
Krachtig, de stam kegelvormig, de lengte is niet minder dan 2/3 van de lengte van het hoofd. De keel laat zachte dubbele keelhuidplooien zien.

Voorhand:
Sterke schouder, goed gespierd, lang en schuin. De opperarm schuin dicht tegen het lichaam. Het onderbeen stevig, groot en recht, middenvoet droog en lichtgebogen. De voet vrij stevig, groot en rond met enigszins lange goed gesloten en met kort haar bedekte tenen. Sterke witte okergele of bruine nagels en droge elastische voetzolen.

Lichaam:
De borstkas is ruim en diep, onderborst tot aan de hoogte van de ellebogen. Van onder meer dan boven goed geronde ribben. De schoft is hoog, de schouderbladen goed los van het lichaam. De rug is vrijwel recht van de schoft tot de elfde rugwervel en iets gebogen aflopend van de elfde rugwervel tot het kruis. De lende streek is breed gespierd, tamelijk kort en lichtschuin aflopend. Het bekken is ruim, vooral bij de teef. Opgetrokken kruis bij de hond is niet toegestaan.
Staart:
Dikke wortel recht met een lichte neiging uit te lopen en dient niet borstelig te zijn. Tijdens de jacht wordt de staart horizontaal of iets naar beneden gedragen. In rust laag gedragen. Een naar boven gebogen staart is fout, evenals het ontbreken van de staart. De staart dient te worden ingekort (couperen) op 15-25 cm (wettelijk verbod op couperen in Nederland, Duitsland, Denemarken en Finland).

Achterhand:
De dijen zijn tamelijk lang, niet uitstaand, goed gespierd en van achteren vrijwel recht. De benen zijn sterk met brede en niet overmatig gebogen sprongen die goed verticaal zijn. middenvoet droog, noch naar binnen, noch naar buiten gedraaid. De achtervoeten zijn eender als de voorvoeten. Het ontbreken van de hubertusklauw is niet fout.
Vacht:
Kort dik glanzend. Fijner en veel korter op het hoofd, oren, schouders, dijen en voorzijde van de benen en de voeten. Lang haar of golvend haar is niet toegestaan.

Kleur:
Wit met min of meer grote oranje of amberkleurige aftekening, wit met min of meer grote kastanjebruine aftekening, wit met oranje schimmel en wit met kastanjebruine schimmel. Niet toegestaan zijn de kleuren zwart, zwart met roestbruin, driekleur, effen of reekleur.
Maat en Gewicht:
Schofthoogte: 55-67cm. De hoogte voor reuen: 58-67cm; de hoogte voor teven 55-62cm. Gewicht: 25-40 kg. Afhankelijk van de hoogte (maat) van de hond met ruime spelingen doch met goede verhoudingen.