Voer. Mand. Speeltje. ► Shop op Bol

De Cane Corso

Afkomst en gebruik
De Cane Corso is van origine een Italiaanse hond. Cane betekent hond en Corso is, zo neemt men aan, een verbastering van het Griekse woord Cortos, dat binnenhofbescherming betekent. Het ras heeft zijn naam dus niet te danken aan een speciale verbintenis met Corsica, zoals vaak wordt beweerd. De uitspraak van het woord Cane wordt ook nog wel eens verkeerd gebruikt, naar het Engels waarschijnlijk. “Kene” is dus fout. “Kane” is juist. De oorsprong van de Cane Corso ligt in een ver verleden. De basis is de Canis Pugnax. Deze kwamen voort uit de strijdhonden (oorlogshonden) van de Molossers, die woonden in Zuid-Albanië en Griekenland.

We praten nu over de vierde eeuw voor Christus. In 1200 werd de Cane Corso voor het eerst beschreven in de Italiaanse literatuur. Het ras werd destijds al voor veel doeleinden gebruikt. De Cane Corso was voornamelijk populair bij boeren, slagers, veldwachters en jagers. De boeren hadden een hond nodig die op hun erf een oogje in het zeil hield. Een boerenbedrijf bestond vaak uit landbouw en veeteelt. Hierbij hielp de Cane Corso. Uiteraard werd het niet gewaardeerd wanneer hij agressief was. Italianen zijn een sociaal volk en komen veel bij elkaar over de vloer. Ook binnen het, meestal kinderrijke, gezin met opa’s en oma’s behoorde de Cane Corso een betrouwbare metgezel te zijn.

Naar vreemden moest de Cane Corso argwanend zijn en bij afwezigheid van de baas, zelfstandig kunnen optreden. De slagers gebruikten de Cane Corso onder meer bij het opdrijven van vee (meestal alleen de stieren) naar het slachthuis. De jagers gebruikten de Cane Corso vooral voor het opsporen en opdrijven van wilde varkens. Vooral de lichte kleur Cane Corso’s werden hier specifiek voor gebruikt om voldoende af te steken ten opzichte van het zwarte wild, zodat men niet per ongeluk elkaars honden dood schoot. De veldwachter (vanaf de middeleeuwen) had de Cane Corso voor de bescherming van zijn eigen persoon, bijvoorbeeld tijdens het aanhouden van stropers, struikrovers en ander gespuis.
De veldwachter gebruikte de donkere Cane Corso. Deze waren meer geschikt voor de bewaking en, vanwege het verrassingseffect, ‘s nachts; een donkere hond is indrukwekkender om te zien. Door modernisering, vooral van het boerenbedrijf, werd de noodzaak van het houden van Cane Corso’s aanzienlijk minder en zakte hun aantal drastisch. Het ras werd echter in stand gehouden door boeren, jagers en herders in de afgelegen streken van Zuid-Italië. Daar werd de Cane Corso als het ware herontdekt en werd een fokprogramma opgezet door dr. Paolo Breber, zodat het ras en daarmee een stuk Italiaanse cultuur niet verloren zou gaan.
Herstel en erkenning
De Cane Corso werd in november 1996 erkend door de FCI. Van de herontdekking in de vijftiger jaren, het opzetten van een fokprogramma in de zeventiger jaren tot en met de officiële erkenning in 1996 is een immens belangrijke klus geklaard in Italië, die eigenlijk nog steeds niet af is. Een strenge selectie op gezondheid en rastype is vereist. In de vijftiger jaren kwamen de in Italië bekende kynologen prof. Bonatti en prof. Ballotta in aanraking met de Cane Corso. Ze waren direct enthousiast. In de beeldvorming rond de Cane Corso werden vele oude geschriften en schilderijen en tekeningen bestudeerd om een zo juist mogelijk beeld van het ras te schetsen.

Het vervolg echter, een goed fokprogramma, kwam niet van de grond doordat men te weinig rastypische honden had en er veel tijd verloren ging in de zoektochten naar honden die zouden moeten bijdragen aan het herstel van het ras. Eind zeventiger jaren werd het fokprogramma nieuw leven ingeblazen door dr. Stafano Gandolfi. Zijn enthousiasme sloeg over op onder andere de gebroeders Malavasi uit Mantova, dr. Breber, prof. Morsiani en dr. Ventura. Om hun krachten te bundelen werd in oktober 1983 het SACC (Società Amatori Cane Corso) opgericht en Stefano Gandolfi werd de eerste voorzitter. In Mantova werd door de gebroeders Malavasi, bekend in de hondenfokkerij, een selectiecentrum opgezet voor het fokken van de Cane Corso’s. We schrijven 1980, in Mantova. Daar waren drie honden voorhanden die een belangrijke stempel zouden gaan drukken op de Cane Corso populatie. Hun namen: Tipsi, Brina en Dauno. Uit de dekkingen van Tipsi en Dauno kwamen de meest rastypische puppies. Basir en Bulan worden tot op de dag van vandaag gezien als de belangrijkste reuen in de fokkerij. Ondertussen zat men niet stil.

Er werden heel wat kilometers afgelegd in het zuidelijk deel van Italië op zoek naar Cane Corso’s die een positieve bijdrage zouden kunnen leveren aan het ras. De belangrijkste vindplaats bleek Puglia, die plaats is ondertussen een soort bedevaartsplaats voor Cane Corso liefhebbers is geworden. Deze stad wordt gezien als het middelpunt van de Cane Corso, zowel wat betreft de populariteit als bewaard gebleven literatuur en afbeeldingen. De Cane Corso’s uit Puglia noemt men de Pugliaanse Cane Corso’s en zijn de belichaming van het juiste rastype. De twee belangrijkste honden uit deze lijn zijn Plud en Otello. Plud was de top dekreu van de kennel ‘Dyrium’ van Vito Indiveri.
Otello is destijds gekocht door prof. Casolino in Puglia tijdens één van zijn reizen door Zuid-Italië op zoek naar geschikte Cane Corso’s. Otello heeft een belangrijke rol gespeeld in het opbouwen van de Cane Corso populatie. Hij is de voorouder van een aantal zeer beroemde honden als Arras, Argo, Arek, Boris, Logan en Ruben. In 1987 werd door het ENCI (Italiaanse Raad van Beheer) en het comité van keurmeesters dr. Antonia Morsiani gevraagd om bijeenkomsten te organiseren waar de Cane Corso’s konden worden gekeurd om verdere homogeniteit van het ras te bewerkstelligen. In datzelfde jaar werden drie bijeenkomsten gehouden in Milaan, Firenze en Bari met Morsiani, Vandoni en Perricone als keurmeesters. Hieruit kwamen 57 honden naar voren die de eerste Cane Corso (voorlopige) stambomen kregen. Eind 1992 vroeg Stefano Gandolfi uit naam van het SACC de officiële erkenning van het ras aan bij de ENCI en op 20 januari 1994 werd de aanvraag beloond door erkenning van de Cane Corso in Italië.
Heden en Toekomst
De huidige Cane Corso is een betrouwbare, sportieve hond. Aan nieuwe eigenaren moeten wel enkele eisen gesteld worden. Ervaring met honden, het liefst met Dogachtigen, is zeker gewenst. Een geode band tussen baas en hond is nodig om de Cane Corso onder appèl te houden. Een goede socialisatie is dan ook een eerste vereiste. Begeleiding vanuit een professionele hondenschool (bijvoorbeeld bij een kynologenclub) is aan te raden. Werkdrift zit gelukkig nog steeds in het bloed van de Cane Corso. Binnen de hondensport zie ik geen belemmeringen voor dit ras. Een Cane Corso is een vriendelijke huishond en een perfecte kameraad van het gezin, maar ook een hond van een ras dat twintig jaar geleden nog de schaapskuddes en boerenerven bewaakte.

In Nederland is de Cane Corso populatie nog klein, anno 1999 zo’n driehonderd honden. De fokbasis is erg smal. Daarbij komt dat het Cane Corso bestand nog geen homogeen geheel is. Velen denken dat de Cane Corso zijn heterogeniteit te danken heeft aan het inkruisen van andere rassen bij het herstel van het ras. Dit is echter niet waar. In het thuisland van de Cane Corso heeft elke streek zijn eigen type ontwikkeld. Er was wel een gemene deler aangaande het uiterlijk maar functionaliteit stond uiteraard voorop. Heden ten dage kijken we meer naar het uiterlijk. De functie heeft men in het algemeen allang vergeten, met alle vervelende gevolgen van dien. De Italianen zeggen dat ze uit de populatie Cane Corso wel drie verschillende rassen hadden kunnen halen. Vandaar ook het belang om zoveel mogelijk het rastypische Cane Corso’s te fokken. Ik heb zelf echter al de nodige verschillen zien ontstaan binnen Europa. De Cane Corso’s uit de Oost-Europese landen zijn grote, forse, indrukwekkende honden met vaak een te lange snuit en soms zelfs een scharend gebit. Ik hoop, en eerlijk gezegd verwacht ik, dat de keurmeesters de komende jaren een duidelijke lijn zullen ontwikkelen in hun keuringen. Ook voor de fokkers ligt hier een belangrijke taak. Door het organiseren van meetings en clubmatches met kundige keurmeesters, het opzetten van fokvoorwaarden zoals HD controle door de WK Hirschfeld Stichting. Nederland

Dit was de eerste Cane Corso in Nederland. Deze werd op 25 februari 1992 geïmporteerd door de heer F. Eleonora. De tweede hond die hij naar Nederland haalde was Joy, en wel op 27 februari 1993. De heer Eleonora heeft diverse honden geïmporteerd en heeft het ras bekendheid gegeven in Nederland. De Cane Corso werd voor het eerst op de show gepresenteerd in Arnhem in 1997. Keurmeester was de heer Van Montfoort die 16 Cane Corso’s beoordeelde waarvan velen uit het land van herkomst. Beste hond werd Rubens van de heer C. Raffaella. Er waren verschillende Italiaanse fokkers aanwezig.

Ook kent Nederland zijn eerste Nederlandse kampioenen: Gunter werd de eerste Cane Corso reu in Nederland die het Nederlands Kampioenschap behaalde. De eerste teef die deze titel behaalde is Maia.

Oceaan
Ter afsluiting een leuk verhaaltje uit Italië. Een boer leefde met zijn familie in de bergen. Op een dag reisden ze een lange weg om te baden in de zee. Hun Cane Corso, die nog nooit de zee had gezien, werd bang toen hij de familie in de golven zag ‘verdwijnen’. Hij sprong onmiddellijk in het water, pakte de mensen voorzichtig bij de schouder en trok ze terug het strand op. Geen oceaan die zijn familie van hem afpakte.