Oorsprong:
De Duitse Pinscher is zoals de naam het zegt, van oorsprong van Duitsland. Hij werd een eerste maal omschreven als rashond in 1836 en werd in 1880 in het Duitse hondenstamboek genoemd. Het ras werd sedertdien een paar maal met uitsterven bedreigd en is nog steeds een zeldzaam ras. De naam “Pinscher” komt van de manier waarop hij zijn prooi vast neemt, geklemd tussen de voorpoten. Hij is een specialist in het vangen van muizen en ratten door zijn behendigheid en sterke reukzin, dit talent is genetisch gefixeerd.
Voorkomen:
De Duitse Pinscher bestaat in Zwart en Roodbruin. (Ook komt wel eens de blauwe of isabel kleur voor, dit is een verzwakte kleur en van het zwart of rood en verboden voor de kweek in Duitsland)
Het is een gespierde , elegante en opvallende hond. Door zijn kortharigheid en glanzende vacht zijn de spieren duidelijk te zien.
De schofthoogte bedraagt 45 tot 50 cm en hij weegt tussen 13 en 18 kg. Vroeger werden de oren en staart geknipt zodat hij dikwijls werd aanzien als een kleine Dobberman. Het couperen is nu verboden en de Pinscher draagt nu afhangende oren en een sabelstaart. De teefjes zijn volledig uitgegroeid op een leeftijd van anderhalf jaar terwijl de reuen op drie jarige leeftijd echt volledig tot hun recht komen door hun krachtige spieren.
Karakter:
Tegenwoordig wordt hij gehouden als waak en gezelschapshond. Hij is zeer intelligent en leergierig. Hij is vriendelijk en aanhankelijk maar zal als waakhond zijn thuis en familie verdedigen, hij zal ook laten merken wanneer hem iets niet zint of aantonen wanneer er iets is.
Bezoek zal hij luid aankondigen, maar eens kennis gemaakt houd het blaffen op. Het is geen keffer. Hij speelt graag met mensen en kinderen ook met andere honden kan hij goed overweg. Hij houdt van warmte en is zeker niet geschikt om in een buitenhok te plaatsen vanwege zijn zeer korte vacht is het een echte huishond. Omwille van die korte vacht blijft hij wel proper en is er van de rui weinig te merken. Hij houd van menselijk kontact maar kan ook gemakkelijk alleen gelaten worden binnenshuis. Training als verdedigingshond kan hem te fel maken maar voor Agility is hij zeer geschikt, ook is hij bij het sporten of fietsen niet gemakkelijk te vermoeien.
Men moet hem zijn rangorde duidelijk maken en belonen met lof en kleine beloningen, wanneer hij zich terugtrekt om te rusten laat men hem zijn rust. In zijn eerste levensweken die hij bij de kweker doorbrengt is menselijk kontact zeer belangrijk, sociale opvoeding begint als het ware in de wieg.
Bouw:
Zijn lengte/hoogte moet een vierkant benaderen, dus zo kort mogelijk. Zijn hoofd, van neuspunt tot achterhoofdsknobbel moet ongeveer half zo lang zijn als de rug, gemeten van top van de schouder tot de staartaanzet. De schedel is sterk zonder felle achterhoofdsknobbel.
Het voorhoofd is vlak en loopt parallel met de neusrug. De lippen zijn zwart, zacht en strak aangesloten tegen de kaken. Het gebit is sterk ontwikkeld. De ogen zijn donker, ovaal met zwarte goed aangesloten oogleden. Het hoofd in zijn geheel houdt zijn elegantie.
Van voren gezien zijn de voorbenen goed ontwikkeld, recht en niet te dicht bij elkaar; van terzijde gezien zijn de voorbenen recht. De achterbenen niet nauw van achteren gezien. Bovendij van gemiddelde lengte, breed en krachtig gespierd. De beharing is kort en dicht geplant, glad, gesloten en glanzend. Zwart met bruine aftekening of roodbruin van kleur.