Oorsprong
De oorsprong van dit middelgrote Sennenhondenras gaat terug naar de boerenhond die in de Zwitserse Alpen, speciaal in het kanton Appenzell, van oudsher gebruikt werd als veedrijver en veehoeder en als waakhond. Het zijn compact gebouwde honden met een specifieke krulstaart “posthoorntje” Heel beweeglijk en onvermoeibaar. De Appenzeller Sennenhond kan als enige ook de erkende grondkleur chocoladebruin hebben in plaats van zwart
In het begin van de twintigste eeuw legden enkele liefhebbers zich toe op de zuivere fokkerij van deze destijds in uiterlijke verschijning weinig uniforme honden . In 1906 werd de Zwitserse Club voor Appenzeller Sennenhonden opgericht. Prof. Dr. Albert Heim, een groot bewonderaar van de Zwitserse Sennenhonden, legde in 1914 de eerste standaard voor de Appenzeller vast.
Karakter
Het karakter van de Appenzeller sennenhond is gevormd door het gebruik voor het werk. Zij moesten zelfstandig het vee hoeden en drijven en zullen daarom graag het voortouw nemen. Door hun lichaamsbouw zijn deze honden uiterst wendbaar. Het is een hof- en erfhond, goed honkvast en waaks en wil huis en hof beschermen tegen indringers. Het ras is zeer temperamentvol, slim en alert en heeft een groot uithoudingsvermogen. Met zijn typische, doordringende blaf, al kwispelend en het liefst hoog springend, toont hij zijn stormachtig temperament.
Een hond met vele mogelijkheden, die het liefst de hele dag in het “werk” wordt betrokken, dat kan variëren van bedden opmaken en aardbeien plukken tot veedrijven, om maar een paar voorbeelden te noemen. In de hondensport zijn er tal van mogelijkheden om zijn werklust te bevredigen. Een Appenzeller is ongeschikt als kennelhond.
Een zeer typische eigenschap van de Appenzeller is een zekere mate van wantrouwen tegenover vreemden. Voor eigen mensen en bekenden absoluut niet. Deze eigenschap maakt dat de Appenzeller niet zonder meer geschikt is voor iedereen.
Al met al weet deze Appenzeller met zijn olijke uitdrukking en krulstaart, tezamen met zijn temperament, zich gemakkelijk een hoge plaats in de roedel te verschaffen.
Een Appenzeller heeft daarom een baas nodig, die zich bewust is van hondengedrag en die goed kan observeren. In de opvoeding kan men het gewenste gedrag dat de hond toont, belonen en verder ontwikkelen. Het is beter ongewenst gedrag te negeren of op een andere rail te zetten. Dus proberen af te leiden en tot gewenst gedrag omturnen, het liefst spelenderwijs. Zo ontstaat een geweldige band en zal de Appenzeller voor je door het vuur gaan.
Voor de een zal dit betekenen dat de opvoeding in het dagelijkse werk meegenomen kan worden, maar voor de ander eist dit een op regelmatige tijden gericht bezig zijn met de hond. Hoeveel tijd dat kost, varieert van hond tot hond. LET WEL! Met een harde aanpak bereikt men absoluut niet het gewenste resultaat. Een omgeving waar overdag niemand thuis is, is volkomen ongeschikt voor een Appenzeller.
Ter overdenking: U dient zich bij het aanschaffen van een pup bewust te zijn van het feit dat deze nog aan het begin staat in de ontwikkeling van zijn gedrag en dat dit zich niet vanzelf in goede banen leidt.
U moet dat samen met de pup, vanaf de dag van aankoop, ontwikkelen en neerzetten! Dat moet ook de uitdaging zijn bij de aanschaf van een hond en in het bijzonder van een Appenzeller.
Het is heel nuttig om een goede puppy- en jonge hondencursus te volgen, maar dan wel bij een instructeur die het ras kent en daarmee weet om te gaan!!!