De (Noorse) elandhond is een vriendelijk ras en toegewijd aan zijn baas. Hij is bijzonder energiek.
De oorsprong van de elandhond bevindt zich in Noorwegen waar de hond werd gebruikt in de jacht op elanden.
De Noorse elandhond is een oplettende waakhond en geschikt als huisdier, maar heeft wel veel beweging nodig. Tijdens zijn jeugd heeft deze hond veel discipline nodig, zij het met een zachte hand
Een bijzonder kenmerk van de elandhond is dat hij vrijwel geen lichaamsgeur verspreid
De Noorse Elandhond is een sterk, bespierd, compact en vierkant gebouwde spitshond met een trots voorkomen.
Karakter
De Noorse Elandhond heeft, het is eerder gememoreerd, een zelfstandig, eigenwijs, alert, gevoelig, trouw, gereserveerd, aanhankelijk en eerlijk karakter, doch nimmer nerveus of agressief!
Zijn vacht is grof en dik waarvan de kleur grijs moet zijn met alle tinten van licht tot donker.
Het typische spitshoofd is tamelijk smal met hoog aangezette, rechtopstaande oren.
De ideaal maat is voor de reu 52 cm en de teef 49 cm. De Noorse Elandhond is een jachthond voor groot wild, uiteraard de eland maar ook beren en lynxen behoren hier onder en het behoeft geen betoog dat de hond beschikt over een grote dosis moed, zelf-verzekerdheid en uithoudingsvermogen om de koning van het woud op te sporen en te stellen. Als huishond is hij door zijn sociale betrokkenheid met de mens uitemate geschikt mits hem voldoende gelegenheid geeft om zijn overmaat aan energie uit te leven.
Rasbeschrijving
De zwarte Noorse Elandhond is een typische keeshond, iets kleiner dan gemiddeld, met een licht maar compact lichaam. Hij is moedig en energiek.
Hoofd: lich en droog, wigvormig, vrij breed tussen de oren. Voorhoofd en schedeldak bijna plat, duidelijke maar niet uitgesproken stop. De voorsnuit moet tamelijk kort zijn, de neusrug recht, de lippen droog.
Ogen: donkerbruin, met een levendige uitdrukking.
Oren: hoog aangezet, rechtopstaand, de lengte van het oor is groter dan de breedte aan de basis, spits en beweeglijk.
Gebit: schaargebit.
Hals: van gemiddelde lengte en droog.
Lichaam: krachtig en kort, maar licht. Diepe borstkas met goed gewelfde ribben. Vlakke rug en vlakke croupe, de buiklijn iets opgetrokken.
Ledematen: droge, rechte en krachtige voorbenen, achterbenen niet noemenswaardig gehoekt, evenwijdig.
Voeten: vrij klein, iets ovaal, goed gesloten, naar voren gericht.
Staart: hoog aangezet, kort, dik en flink behaard maar zonder vlag, strak gekruld, wordt boven de rug gedragen.
Vacht: lange, ruwe, uitstaande dekharen en rijkelijke zwarte ondervacht.
Kleur: glanzend zwart. Een weinig wit op de borst, de voorbenen en de voeten is toegestaan.
Schofthoogte: reu 47 cm, teef 44 cm.