De Maltezer is een gezelschapshond die behoort tot de bichonfamilie en oorspronkelijk afkomstig is uit het centrale Middellandse Zeegebied
Uiterlijk
De schofthoogte van de Maltezer ligt voor reutjes tussen de 21 en 25 centimeter en voor teefjes tussen de 20 en 23 centimeter. Het gewicht ligt rond de 4 kilogram. De Maltezer heeft alleen een bovenvacht die bestaat uit lang, zijdeachtig wit haar, waardoor er een scheiding over het midden van de rug valt.
Dit is een van de honden die met anderen gekruist word om de Boomer te krijgen.
Rasstandaard Maltezer
Algemeen beeld:
klein formaat, vrij lang lichaam. Bedekt met zeer lange, witte vacht; zeer elegant, met trotse en gedistingeerde houding van het hoofd.
Belangrijke verhoudingen:
de lengte van het lichaam overschrijdt de schofthoogte met ongeveer 38%. De lengte van het hoofd is gelijk aan 6/11 van de schofthoogte.
Gedrag/temperament:
levendig, aanhankelijk, zeer volgzaam en zeer intelligent.
Hoofd:
de lengte van het hoofd is gelijk aan 6/11 van de schofthoogte. Het hoofd is tamelijk breed, de breedte overschrijdt lichtelijk de helft van de lengte.
SCHEDELGEDEELTE
Schedel:
de schedel is langer dan de voorsnuit; de breedte van de jukbeenbogen is gelijk aan de lengte van de schedel en dus groter dan de helft van de lente van het hoofd. In de richting van de lengte as enigszins eivormig. De bovenkant van de schedel is vlak met een weinig ontwikkelde achterhoofdsknobbel. De wenkbrauwbogen (ronding van de voorhoofdsbeenderen en de omringende randen) zijn goed ontwikkeld. De voorhoofdsgroef is summier dat deze onzichtbaar is. De zijkanten van de wandbeenderen zijn enigszins rond.
AANGEZICHTSGEDEELTE
Neus:
In het verlengde van de neusrug is de voorkant van opzij gezien verticaal; omvangrijk met open neusgaten, die rond zijn en absoluut zwart. Stop: de voorkant van de stop is sterk aangegeven en maakt een hoek van 90°
Voorsnuit:
De lengte van de voorsnuit bedraagt 4/11 van de lengte van het hoofd, iets minder dus dan de helft. De onderkant is goed gevormd (fijn besneden). De diepte is 20% geringer dan de lengte. De zijkante van de voorsnuit lopen parallel, maar vanaf de voorzijde gezien moet de voorsnuit niet vierkant tonen, omdat de voorsnuit in een lichte boog aansluit op de zijkanten van de snuit. De voorsnuit is rechtlijnig met een duidelijk gemarkeerde rimpel in het midden.
Lippen:
van voren gezien hebben de bovenlippen, daar waar ze gebonden zijn, vorm van een open boog. Ze zijn weinig ontwikkeld in de diepte en de vage voeg van de lippen is niet zichtbaar. De bovenlippen passen perfect bij de onderlippen, op zo´n manier dat het onderste profiel van de voorsnuit begrensd wordt door de onderkaak. De randen van de lippen moeten absoluut zwart zijn.
Kaken:
normaal ontwikkelt, fijn gevormd en perfect sluitend. De onderkaak, waarvan de randen recht zijn, is nog vooruitstekend, nog teruggetrokken.
Tanden:
de rondingen van de tandbogen sluiten goed op elkaar aan; de snijtanden sluiten aan tussen de hoektanden in een duidelijk schaargebit. De tanden zijn wit; het gebit is goed ontwikkeld en compleet.
Ogen:
open, met levendige en oplettende expressie, groter dan verwacht. De vorm neigt rond te zijn. De oogleden sluiten nauw aan op de oogbol. De ogen liggen nooit diep, veeleer gelijk met het hoofd; net iets puilend en bijna frontaal geplaatst. Ze staan goed in het voorhoofd. Van voren gezien mag het wit in de ogen niet zichtbaar zijn. De kleur is donker okerkleurig, de oogranden zijn zwart.
Nek:
Alhoewel bedekt met een overvloedige vacht, is de grens van de nek duidelijk merkbaar. De halsbelijning is gebogen. Zijn lengte is ongeveer de helft van de schofthoogte. De hals wordt rechtop gedragen en laat geen losse huid zien.
Lichaam:
de lengte van de punt van de schouder tot punt van het zitbeen is 38% meer dan de schofthoogte.
Toplijn:
recht tot de staartaanzet.
Schofthoogte:
komt iets boven de bovenbelijning uit.
Rug:
de lengte is ongeveer 65% van de schofthoogte.
Kruis:
Voorzetting van de rechte ruglijn in het verlengde van de lendenen; erg breed en lang, met een helling die 10° lager is dan die van de rugbelijning.
Borst:
breed; van voren gezien komt de borstdiepte iets onder de ellebogen. Met de ribben die niet erg uitspringen. De omvang van de borstkas is 2/3 meer dan de schofthoogte. Het borstbeen is heel lang.
Staart:
de aanzet in lijn met het kruis, dik bij de staartwortel en fijn aan het uiteinde. De lengte komt overeen met 60% van de schofthoogte. De staart vormt een enkele grote boog, waarbij de punt de romp raakt tussen de heupen. Een naast de rug vallende staartpunt is toegestaan.
LEDEMATEN
Voorhand:
in het geheel zit deze dicht tegen het lichaam, de benen staan recht en gelijk.
Schouders:
De lengte van de hond is 1/3 van de schofthoogte; schuinte 60° tot 65° ten opzichte van het middenvlak van het lichaam; schouderbladen min of meer verticaal
Opperarm:
Langer dan de schouder, 40 tot 45% van de schofthoogte, met een helling van 70° beneden de horizontale lijn. Moet goed aansluitend zijn, voor het bovenste 2/3 deel tegen het lichaam; lengterichting bijna parallel aan het middenvlak van het lichaam.
Ellebogen:
Moeten evenwijdig lopen aan het middenvlak van het lichaam.
Voorbeen:
Onder het lichaam geplaatst met weinig duidelijk zichtbare spieren, botaanleg in verhouding met de gehele hond zwaar.
Middenvoet:
In verticale lijn met het voorbeen bewegen. Mag niet knobbelig zijn; rondom bedekt met lange fijne beharing.
Pols:
Heeft dezelfde kenmerken als de middenvoet en door zijn geringe lengte verticaal.
Voorvoet:
Rond, gesloten en goed gebogen tenen. Alle voetkussens moeten zwart zijn, de nagels moeten ook zwart of in ieder geval van een donkere kleur zijn.
Achterhand:
Moet in zijn geheel van een stevig beenstructuur zijn, parallel van achter gezien, verticaal vanaf zitbeen tot de grond.
Dijbeen:
Zwaar gespierd, de achterkant is rond. Loopt parallel aan het middenvlak van het lichaam; de neergaande en voorwaartse richting is enigszins hellend in relatie tot het verticale vlak. De lengte is bijna 40% van de schofthoogte en de breedte iets minder dan de lengte.
Scheenbeen:
De groef tussen de pees en het been is nauwelijks merkbaar. Schuin ten opzichte van het horizontale vlak 55°; iets langer dan de dij.
Hiel-spronggewicht:
De voorwaartse hoeking van de hiel is 140°.
Hak:
De afstand vanaf de grond tot de punt van de hiel is iets meer dan 1/3 van de schofthoogte. De lente correspondeert met de hoogte van de hiel en hij is perfect rechtopstaand.
Achtervoet:
Net zo rond als de voorvoet, met dezelfde karakteristiek kenmerken.
Gangwerk:
Gelijkmatig rollend, rij, met korte erg snelle stapjes in draf.
Huid:
Strak om alle lichaamsdelen, gepigmenteerd met donkere vlekjes en vlekjes van een rode wijnkleur speciaal op de rug. De omranding van de oogleden, derde ooglid en lippen is zwart.
VACHT
Haar:
Dicht, glimmend, glanzend, zwaar vallend haar van zijdeachtige samenstelling. Erg lang over het gehele lichaam en over de gehele lengte zonder sporen van golven en krullen. Op de romp moet het langer zijn dan op de schoft en het moet recht naar beneden vallen tot op de grond, als een cape, die strak om de romp zit, zonder openingen in de vorm van bosjes, vlokken en pluis. Bosjes, vlokken en pluis zijn acceptabel aan de voorkant, van de elleboog tot de voet en aan de achterhand van de knie tot de voet. Er is geen ondervacht. Op het hoofd is het haar erg lang, net zoals op de voorsnuit, op het voorgezicht waar het zich vermengt met de beharing die de oren bedekt, Het haar van de staart valt naar een kant van het lichaam, zodat het op de flank en op de dij tot aan de hak reikt.
Kleur:
Zuiver wit; een bleke ivoortint in toegestaan. Aftekeningen of sporen van licht of bleek oranje schakeringen worden getolereerd, maar zijn niet wenselijk en vormen een onvolmaaktheid.
MAAT EN GEWICHT
Schofthoogte:
Reuen van 21 tot 25 cm; teven van 20 tot 23 cm.
Gewicht:
3 tot 4 kilo.