GeschiedenisDe heer “Nicolas Rose” bezat in Groenendael, 10 km. ten zuiden van Brussel, een gerenommeerd hotel “Chateau de Groenendael”. Als hondenliefhebber bezat hij verschillende langharige herdershonden waaronder de zwarte teef “Petite” die op de tentoonstelling van Cureghem in 1892 de eerste plaats behaalde bij de zwarte langharige herdershonden. Hij kocht van een schaapherder uit Ukkel de prachtige zwarte reu “Picard d’Uccle” die een uitmuntende schaaphoeder was. De kruisingen tussen “Petite” en “Picard d’Uccle” gaven allen prachthonden met een lange zwarte vacht en een grote werklust.
De meest bekende afstammelingen waren zeker “Duc de Groenendael”, “Margot de Tournai”, “Baronne”, “Mirza”, “Carlo”, “Nette” en “Housière”. Petite stierf in 1898.
Mei 1893. De kruising tussen “Picard d’Uccle en “Petite” gaf o.a de teef “Baronne”, die in 1897 de eerste prijs op de tentoonstelling van Brussel behaalde. Een tweede teef uit deze nest was “Mirza” die door de heer Smets uit Boschvoorde werd gekocht.
2 juli 1893. Uit een volgende paring van “Picard d’Uccle met “Petite” kwam de teef “Housière”.De kruising van “Picard d’Uccle en “Nette” gaf o.a de reu “Carlo”. Ook deze reu werd aangekocht door de heer Smets uit Boschvoorde, met de bedoeling te fokken in deze bloedlijn. Tussen 1895 en 1899 leverden de paringen tussen “Carlo” en “Mirza”, 3 nesten van 10 honden elk op. Dus van deze tak waren er 30 nakomelingen.
De kruising van “Picard d’Uccle” en “Petite” gaven ditmaal aan de heer Rose, de teef “Margot de Tournai”. April 1897. De kruising van “Picard d’Uccle”en dochter “Margot de Tournai” gaven 9 pups.
In 1897 werd vader “Picard d’Uccle” met de dochter “Baronne de Tournai ” gekruist.
In 1897 werden ook “Duc de Groenendael” met zijn halfzusters “Houstière de Tournai” en “Margot” gekruist.
De statigheid, pracht en werklust die deze dieren uitstraalden gaven ze een enorme populariteit zodat de vraag naar pups het aanbod sterk overtrof. Sterke selectieve inteelt versterkten nog de erffactoren zodat die ook bij de nakomelingen sterk aanwezig waren. Anderen volgden zeer snel het voorbeeld van Nicolas Rose en kochten bij hem fokdieren. De langharige zwarte herders zoals die van “Chateau Groenendael” uit “Groenendael” gelijkende op de hond “Duc de Groendael” kregen de naam, rarara “Groenendael”!
Hieronder nog een overzicht van de inteelt:
Picard d’Uccle x Petite = Duc de Groenendael (dekreu)
Picard d’Uccle x Petite = Margot de Tournai (teef)
Picard d’Uccle x Petite = Housière (teef)
Picard d’Uccle x Petite = Baronne en Mirza
Picard d’Uccle x Margot de Tournai = 9 pups uit eerste dekking
Picard d’Uccle x Nette = Carlo (dekreu)
Picard d’Uccle x Baronne
Duc de Groenendael x Housière
Duc de Groenendael x Margot de Tournai
Ook andere bloedlijnen ontstonden, maar steeds was er wel een hond van de heer Rose in terug te vinden. Rond 1900 maakte de Groenendaeler “Pek Zwet” (dialect voor diep zwart) furorie. De paring met een achternicht van “Picard d’Uccle” bracht de viervoudige kampioen “Demon de l’Enfer” voort. Verder zag men naast de Mechelaar nu ook de Groenendael verschijnen als politiehond en africhtingshond.
In 1903 gaf het politiecorps van St.Gilles-Brussel onder de leiding van commissaris Coppens een demonstratie te Mechelen met Groenendaelers. Hun “Satan” maakte diepe indruk. De Groenendaeler “Jules” verwierf in deze periode een tiental eerste prijzen bij africhtings- wedstrijden en was vier jaar na mekaar de kampioen bij de Internationale Africhtingskampioen- schappen te Parijs (1908-1911) De eerste en tweede wereldoorlog waren rampen voor de Belgische herders. Indien de fokdieren niet gedood werden, dan waren ze gestolen en naar Duitsland gevoerd. Gelukkig bleven er steeds enkele dieren over van de oorspronkelijke bloedlijn. Kennels zoals “du Mont-Sara” en “de l’Infernal” hebben veel bijgedragen tot het herstel van het ras. Door veel geduld, inteelt en selectie werden de Belgische herders heropgefokt.
– Een afbeelding uit de 19e eeuw van een zwarte langharige Belgische herder vertoonde duidelijk een witte vlek op de borst en aan de tenen. – De honden van Nicolas Rose hadden allen de witte borstvlek. Het is dus normaal dat in de nakomelingen de witte vlek ook aanwezig was. – Professor REUL koos in 1892 voor de “goede” Groenendaeler een dier met de witte borstvlek. – Desondanks deze “adelbrieven” voor de witte borstvlek hebben door de jaren fokkers getracht om ze eruit te krijgen en tot een volledige zwarte vacht te komen. – Welk standpunt je ook inneemt,met of zonder witte vlek, beiden is volgens de standaard.
De Rasstandaard voor Belgische Herders
Algemeen Voorkomen
Middelgrote, evenredig gebouwde hond, intelligent, stoer, gewend in de buitenlucht te leven, geschikt om de wisselende seizoenen en de wisselvallige omstandigheden van het Belgische klimaat te weerstaan. Door zijn harmonieuze bouw en zijn fier gedragen hoofd geeft de Belgische herder de indruk van een sierlijke en toch robuuste hond, hetgeen het erfdeel is geworden van de met zorg geselekteerde honden van een werkras. Hij heeft een aangeboren geschiktheid als kuddehond, maar beschikt daarnaast ook over de zo belangrijke eigenschappen van een goede bewaker van huis en haard. Zonodig is hij zonder aarzelen de vastberaden en hardnekkige verdediger van zijn baas. Hij is waakzaam en oplettend; uit zijn levendige en onderzoekende blik spreekt zijn intelligentie.
Hoofd
Het hoofd is fijn gebeiteld, lang zonder overdrijving, droog. De schedel en de voorsnuit zijn ongeveer even lang met ten hoogste een klein verschil ten voordele van de snuitlengte. Dit geeft het geheel de indruk van een fijne afwerking.
Neus
De neusspiegel: zwart, neusgaten goed geopend.
Snuit
Middelmatig lang, zich naar de neus toe geleidelijk versmallend. De neusrug is recht: van opzij gezien loopt de neusrug parallel aan een denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de schedel. De bek is goed gespleten.
Lippen
Dunne huid, goed aangesloten, sterk gepigmenteerd, het rood aan de binnenzijde van de lippen mag niet zichtbaar zijn.
Wangen
Droog, zeer vlak maar wel gespierd.
Gebit
De kaak is voorzien van sterke en witte regelmatige tanden, die stevig zijn ingeplant in goed ontwikkelde kaakbeenderen. Schaargebit, d.w.z. dat de snijtanden van de bovenkaak over die van de onderkaak moeten glijden zonder echter het kontakt te verliezen. Een tanggebit is toegestaan; door de schaapherders en veedrijvers wordt aan een tanggebit de voorkeur gegeven.
Stop
Matig, maar duidelijk gemarkeerd.
Wenkbrauwbogen
Niet vooruitstekend, de snuit goed gebeiteld onder de ogen.
Schedel
Middelmatige grootte, in verhouding tot de lengte van het hoofd, van voren bezien is de schedel eerder afgeplat dan rond, met een weinig afgetekende voorhoofdsgroef, van opzij loopt de schedel parallel aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorsnuit.
Ogen
Matig groot, niet uitpuilend noch ingezonken, licht amandelvormig, kleur bruin, liefst donkerbruin, oogranden zwart. De blik is frank, levendig, intelligent en onderzoekend.
Oren
Duidelijk driehoekig uitziend, strak rechtop gedragen, hoog aangezet, van evenredige lengte, oorschelpen goed afgerond aan de basis.
Nek
Zéér licht gebogen.
Voorhand
Stevige botten, sterk en droge bespiering.
Schouders
De schouderbladen zijn lang en schuin geplaatst, goed vlak aanliggend en vormen met het opperarmbeen een hoek die voldoende open is om ruimte te geven aan de ellebogen.
Opperarm-benen
Moeten zich in een volkomen rechte lijn, parallel aan de lengteas van het lichaam bewegen.
Voorbenen
Lang en goed gespierd.
Midden voeten
Sterk en kort, de gewrichten zijn glad zonder sporen van rachitis.
Voeten
Bijna rond, de tenen zijn gebogen en goed gesloten. De voetzolen zijn dik en veerkrachtig, de nagels donker en sterk.
Lichaam
Het lichaam is fors zonder zwaar te zijn. De lengte van de schoudertop tot aan het uiteinde van het heupbeen is ongeveer gelijk aan de schofthoogte van een reu. Bij de teef mag deze afstand iets langer zijn.
Voorborst
Van voren gezien niet breed, maar ook niet smal.
Borst
Niet breed, maar daarentegen diep en laag, zoals bij alle dieren die een groot uithoudingsvermogen moeten hebben. De borstkas is begrensd door de ribben, die aan de bovenzijde gewelfd moeten zijn.
Schoft
Goed afgetekend.
Rugbelijning (Rug en lendenpartij):
Recht, breed, sterk gespierd.
<
Buik
Matig ontwikkeld, niet afhangend maar ook niet opgetrokken, van de borst naar de buik in een vloeiende gebogen lijn verlopend.
Kruis
Zeer licht afhellend, breed zonder overdrijving.
Achterhand
Krachtig zonder zwaar te zijn, zich in dezelfde lijn van de voorbenen bewegend. De achterbenen staan loodrecht op de grond.
Dijen
Breed en sterk gespierd. De kniegewrichten bevinden zich ongeveer loodrecht onder de heupen.
Benen
Lang, breed, gespierd met een goede hoeking in het spronggewricht, echter zonder overdrijving. De sprongen zijn laag geplaatst, breed en gespierd. Van achteren gezien zijn ze absoluut parallel.
Midden voeten
Stevig en kort. Hubertusklauwen zijn ongewenst.