Het hart bestaat in principe uit twee verschillende pompen, welke tegen elkaar aan zitten en welke synchroon werken.
Een pomp verzorgt de circulatie door de zogenaamde kleine circulatie, de longen. Het bloed dat hierdoor heen gestroomd is, komt daarna in de andere pomp terecht en deze perst het bloed verder het lichaam in, de zogenaamde grote circulatie.
De kleine circulatie wordt verzorgd door de rechter harthelft, de grote circulatie door de linker harthelft.
Elke pomp, harthelft op zich is opgedeeld in twee onderdelen, namelijk een boezem(atrium) en een kamer(ventrikel).
Tussen de boezem en de kamer zit een klep, in de rechter harthelft heet deze klep de tricuspidalisklep, in de linker harthelft heet deze de mitralisklep.
De kamers monden uit in een grote slagader. De rechter harthelft mondt uit in de longslagader, de linker harthelft mondt uit in de aorta, ofwel de grote lichaamsslagader.
Het bloed dat uit het lichaam terugstroomt naar het hart is zuurstof arm en bevat veel koolzuur. Via twee grote aders (de vena cava inferior en de vena cava superior) verzamelt dit bloed zich in de rechterboezem.
Doordat de boezem samenknijpt, wordt het bloed de rechterkamer ingeduwd. Dit proces gebeurt overigens gelijk met de linkerboezem, het zijn synchroon werkende pompen.
Een fractie nadat het bloed in de rechter kamer aankomt (binnen tienden van secondes) trekt de rechter kamer ook samen (ook weer gelijk met de linker kamer) en het bloed wordt de longslagader (arteria pulmonalis) ingeduwd.
Het bloed kan niet terugstromen in de rechterboezem, omdat een klep dit verhindert, namelijk de tricuspidalisklep. Deze voorkomt terugstroming van het bloed, de mitralisklep voorkomt terugstromen vanuit de linker kamer naar de linker boezem.
Het bloed dat de grote slagaders is ingeduwd kan niet terugstromen naar de kamers, ook dit wordt verhinderd door een klep. Op de overgang van de rechterkamer naar de longslagader zit de pulmonalis klep.
Tussen de linkerkamer en de aorta zit de aorta klep. Deze kleppen verhinderen dus het terugstromen van het bloed.
Het bloed dat door de rechter kamer is uitgepompt komt dus via de longslagader terecht in de longen. De slagadertjes vertakken ich in een zeer fijn vaatstelsel en op deze manier is het mogelijk om via de longblaasjes zuurstof en koolzuur uit te wisselen.
Het koolzuur wordt afgegeven en er wordt weer zuurstof opgenomen. Na dit proces stroomt het bloed, nog steeds door het blijven pompen/duwen van de rechter kamer, de linker harthelft in en komt het uit in de linker boezem.
Het proces van samen trekken begint hier weer opnieuw en het nu zuurstofrijke bloed wordt nu via de boezem de linker kamer ingeduwd, gepompt.
Deze linker kamer trekt ook weer samen en perst het bloed de grote lichaamsslagader in, waarna de organen in het lichaam de zuurstof kunnen benutten en koolzuur afgeven aan het bloed. Hierna kan het proces weer opnieuw beginnen.
Bloedvloei in het hart, eerste beeld is de bloedtoevoer en het tweede beeld de bloedafvoer van het hart.
De electrische activiteit van het hart
Het hart is dus een pomp. Om te pompen heeft het ook electrische activiteit nodig. Deze activiteit wordt doorgegeven door een aantal bundels en knopen in het hart.
Eerst trekken de voorkamers samen en sturen op hetzeldfde moment het bloed van de atria (voorkamers) naar de kamers (ventrikels), daarna trekken de ventrikels samen en sturen het bloed naar het lichaam of naar de longen.
Via de SA-knoop komen de prikkels binnen, die gaan naar de AV-knoop en daar worden de prikkels verdeeld om via de Bundel van His naar de twee ventrikels te lopen.
Het nemen van een ECG geeft ons informatie over de prikkelgeleiding van het hart.