Voer. Mand. Speeltje. â–º Shop op Bol

Engelse Springer Spaniel

Historie

Over de oorsprong van de Engelse Springer Spaniel is heel wat geschreven. Hij zou kunnen komen uit Spanje, zoals de épagneul. Men ging uit van het idee dat de spaniel het Iberische schiereiland had verlaten om uiteindelijk in Engeland te belanden, waar hij werd gekruist met verschillende plaatselijke rassen. Als variante op dit verhaal zou een er een tussenstap zijn in Frankrijk waarna de spaniel het Kanaal zou overgestoken zijn met de legers die terugkwamen uit Spanje na het verdrag van Utrecht (1317).

Nu erkent men dat de spaniel Britse origines heeft. In de regeerperiode van Elisabeth (1558-1603) mochten de honden : greyhounds en spaniels, niet rondlopen in de bossen zonder koninklijke toestemming.

Het is in deze periode dat de rassen beginnen te verschillen, de selectie wordt ingevoerd volgens duidelijke psychologische en morphologische kenmerken.

De Engelse Springer Spaniel is de hond die door dichte bossen kruipt om er het wild op te jagen, dwingt om op te vliegen zodat de valk het kon vangen.

In 1885 werd de eerste spaniel club opgericht in Engeland, maar pas in 1902 werden de eerste standaardregels van het ras vastgelegd.

Ondanks het feit dat de oorsprong van het spanielras zeer oud is, vormde deze lange tijd maar één ras. Wat betreft het ras zijn er verschillende meningen..

Sommigen beweren dat de Springer de directe afstammeling is van de Norfolk spaniel d.w.z. de lijn uitgezocht door de hertogen van Norfolk, die de voortplanting van hun honden alleen goedkeurden onder hun directe controle.
Deze spaniel was van een goed formaat, ongeveer 43-46 cm schofthoogte met een gewicht variërend van 18 tot 20 kg.
De vachtkleur was een witte ondergrond met grote zwarte, grijze of donkerbruine vlekken.

Eén ding is zeker, verschillende generaties zijn elkaar opgevolgd onder aandachtig toezicht van de fokkers om de typische kenmerken van dit ras te bepalen.

Waarschijnlijk dankt de Engelse Springer Spaniel zijn naam aan het werk dat hij verrichtte nl. het wild opstoten (springing) waarna de jager het wild (vogels) kon opvangen.

Heden ten dage zijn er twee types : het jachttype en het showtype. Het jachttype wordt nu gebruikt als opjagende en tevens apporterende hond.

Daarnaast bestaat ook het showtype dat groter en iets zwaarder is, vaak iets donkerder, langer oren heeft en ook een langere beharing heeft en last but not least meestal een kalmere aard bezit.