Oorsprong
Ofschoon als land van oorsprong Malta wordt opgegeven, blijkt uit tekeningen en geschriften dat de hond reeds 4000 jr. v.C. in Egypte werd aangetroffen en daar als jachthond werd gebruikt en gefokt.
Men veronderstelt dat de Pharao-hond, net als alle andere windhonden – met uitzondering van de Ierse Wolfshond en de Deerhound – vanuit Azie overgebracht zijn naar Egypte. Vanuit Egypte hebben blijkbaar de Phoeniciers deze honden met zich meegenomen toen ze zich op Malta en Gozo vestigden. In verschillende niet-Egyptische landen zijn op den duur uiterlijke veranderingen waar te nemen.
Alleen de bevolking van de Balearen heeft, vermoedelijk door de afzonderlijke ligging van deze eilanden, het zuivere type van de oude honden weten te behouden. Ook op het eiland Ibiza treft men nog honden aan, die een treffende overeenkomst vertonen met de in Egypte voorkomende afbeeldingen op graftomben (4000 jr.v.C.) van een hond met puntige oren en een lang spits hoofd. Deze Balearische nomaden zijn naar men veronderstelt, de voorvaders van de Cirneco dell’Etna uit Sicilie en de Podenco Ibicenco uit Spanje.
Deze twee rassen tonen dan ook veel gelijkenis met de Pharaohond, hetgeen een bevestiging is van het vermoeden dat al deze honden uit een en dezelfde stam – uit Midden-Azie of Afrika afkomstig – voortkomen.
Recente historie
Op Malta worden ze momenteel nog steeds gebruikt voor de konijnenjacht en voor zover na te gaan, bestaan ze daar reeds 2000 jaren; het type is, in de 5000 jaren dat dit ras bestaat, hoegenaamd niet veranderd. Ongeveer in 1920 werden de eerste exemplaren naar Engeland gebracht, doch in 1968 hield men zich pas echt bezig met dit ras. Momenteel is de Pharaohond in heel de wereld een erkend ras en heeft in diverse landen zijn eigen rasvereniging.
Uiterlijk
De Pharaohond is van middelmatige grootte, heeft een elegante houding en een strak getekend silhouet. De beweging tijdens het werken is soepel maar toch krachtig; de hond is zeer behendig. Het hoofd is lang, smal en droog; voorsnuit is iets langer dan de schedel, weinig stop. Ogen ovaal van vorm en niet te diep liggend, barnsteenkleurig. De oren zijn matig hoog aangezet, overeind staand bij allertheid, zeer beweeglijk, dun en groot met een brede aanzet! Scharend volledig gebit. Neus altijd bruin als de kleur van de vacht. De hals is lang, droog en licht gebogen. Goed gehoekte voor- en achterhand; benen staan parallel. Het lichaam is soepel met een bijna rechte ruglijn; diepe borst tot aan de ellebogen; goed gewelfde ribben; bekken iets meer gehoekt dan normaal; buik licht opgetrokken; iets langer dan hoog; krachtig gespierde achterhand met behoorlijk bone
Vloeiend en natuurlijk gangwerk: het hoofd wordt hoog gedragen. Staart is van middelmatige lengte, dik bij de aanzet, dun uitlopend, in rust iets over het spronggewricht, in aktie wordt de staart hoog en gebogen gedragen. Vacht: kort en glanzend van fijne en dicht tot licht harde structuur, geen franjes. Kleur: roodbruin, varierend van licht tot donker; witte afrekening alleen toelaatbaar aan de staartpunt (zeer gewenst), aan de borst, aan de tenen en op het hoofd in de vorm van een witte streep. Ideaalmaat voor reuen: 56 cm en voor teven 53 cm.
Aard/karakter
Door zijn natuurlijke aanleg voor de jacht voelt de Pharaohond zich uitstekend thuis op een renbaan en/of coursing-terrein. In Nederland zijn hiervoor vele mogelijkheden o.a. bij de NVOW die 6 x per jaar een werkdag organiseert waar alle Oosterse en Mediterrane windhonderassen met hun eigenaars welkom zijn.
De Pharaohond heeft veel aandacht en beweging nodig, hetgeen zich o.a. uit in het ‘vragen’ aan het baasje om een spelletje. Ook in het vrije veld zullen ze onophoudelijk blijven zoeken met hun ogen – en typisch voor deze (half)wind- honden ook met hun neus – naar eventuele konijnen, hazen of iets anders wat de moeite waard is. Deze eigenschappen vragen natuurlijk wel het een en ander van de eigemar die deze ‘sportiviteit’ van de hond moet kunnen begrijpen en waarderen. Uiteraard is met een consequente opvoeding de intelligente Pharaohond wel het nodige te leren, maar het diepgewortelde jachtinstinct blijft ‘natuurlijk’ toch aanwezig. De hond hiervoor straffen zou onredelijk zijn en door een windhond ook absoluut niet worden begrepen.
Tegenover vreemde mensen zal de Pharaohond zich in het algemeen wat gereserveerd opstellen. Tegenover bekenden daarentegen zal hij zich enthousiast en volkomen betrouwbaar gedragen. Dit laatste geldt ook voor de omgang van de hond met kinderen.