Voer. Mand. Speeltje. â–º Shop op Bol

De boxer

De boxer is een middelgrote, vierkant gebouwde hond, gespierd, een echte atleet. Zijn gedrag/ karakter is zelfbewust en zijn ogen stralen uit ofdat hij “de hele wereld aan kan”.

Een hond met een gezicht! Hij is trouw en erg aanhankelijk tegenover zijn baas en gezin (een grote kindervriend).Altijd vriendelijk en in voor een spelletje. Al met al, de clown onder de honden. Waakzaam en onverschrokken, hij is van oudsher een verdedigingshond zonder vrees maar weet wanneer het ernst is. Als je je inlaat met een boxer, ben je verliefd voor het leven!

de standaard:

schofthoogte
reuen: 57-63 cm gewicht: 35-39 kg.
teven: 53-59 cm ” 28-32 kg.

kleur:
geel of gestroomd met of zonder witte aftekeningen de witte aftekening mag niet meer zijn dan 30%.
gebit:
de boxers is een ondervoorbijter d.w.z. de onderkaak steekt boven de bovenkaak uit en is lichtjes naar boven gebogen. Bij gesloten mond mogen geen tanden of tong gezien worden.

Bouw:
De bouw is vierkant, gespierd met stevige rechte benen met klein gesloten kattevoeten.

Vacht:
Kort, hard, glanzend en aansluitend.

Staart:
Hoogaangezet, sinds 1 september 2001 wordt de staart niet meer gecoupeerd.

Oren:
Hoogaangezet, ongecoupeerd klein, dun en vallen mooi in een plooi langs het hoofd.

Ogen:
Zo donker mogelijk, niet klein of uitpuilend.

Hoofd:
Mooie smalle schedel , droog (zonder te veel rimpels), met een volle snuitpartij en vulling onder de ogen. De snuit moet net zo breed zijn als de schedel. (net als een vierkant doosje). Het zwarte masker beperkt zich tot de snuit. (wel of niet met witte aftekening).
De geschiedenis van de boxer:(bron NBC)
De boxer in zijn huidige vorm is een betrekkelijk jong ras.Zijn verre voorouders stammen echter rechtstreeks af van de Tibetdog, die duizenden jaren geleden al bestond. Vanuit het oude Griekenland werden de zware honden, de Molossers, in het Romeinse keizerrijk ingevoerd. Bij de Romeins legers deden ze niet alleen dienst als
waakhond, maar ook als de voorloper van de huidige tank. Om te voorkomen dat de tegenstanders houvast kregen aan de staart of de oren, werden deze lichaamsdelen er van tevoren afgehaald. In die tijd was het couperen een functionele maatregel om de dieren te laten overleven in hun gevaarlijke strijd. De Romeinen veroverden bijna geheel West Europa en toen er een tijdperk van betrekkelijke vrede aanbrak, waren de honden als oorlogshond overbodig geworden. Men ging toen op zoek naar andere specifieke taken voor deze makkelijke af te richten honden. De zware kolossen konden worden ingezet als bewakings en verdedigingshond . De lichtere honden bleken uitstekend te voldoen als opdrijvers voor het vee. In West Europa is het ongeveer zo’n vijf eeuwen de gewoonte geweest om de honden op te hitsen tegen het slachtvee, omdat het vlees zo smakelijker zo worden. De speciaal voor dit volksvermaak gefokte honden waren niet alleen sterk, maar ook erg wendbaar.

Behalve voor het ophitsen van vee, werden de honden ook gebruikt voor de jacht op beren en zwijnen. Deze honden zijn de geschiedenis ingegaan als “Bullebijters”.

Tegen het eind van de 19e eeuw is uit de Brabantse bullebijter de boxer voortgekomen. De Brabantse Bullebijter was kleiner en lichter, maar meer atletisch en wendbaarder en zeker even moedig als zijn grotere soortgenoten. Ook de Engelse Buldog heeft grote invloed gehad op het ontstaan van het Boxerras. Het blijft gissen hoe de naam is ontstaan. De meest voor de hand liggende verklaring is de manier waarop de honden in hun spel de voorpoten gebruiken. Een manier die sterk doet denken aan de bewegingen van een vuistvechter in de ring. De liefhebber van het ras verenigden zich in de Duitse Boxerclub, die in januari 1896 werd opgericht en meteen al op 29 maart een tentoonstelling organiseerde. Na deze tentoonstelling is men de raspunten gaan vastleggen in een rasstandaard, die echter pas in 1905 werd aangenomen.